De basis van het arrest van Den Bosch is het rapport geweest van Ing. Eikelenboom van het NFI van januari 2004. Daarin staat dat er twee mogelijke verklaringen zijn voor de gevonden sporen:
- Tijdens het bezoek van Louwes aan de weduwe in de ochtend van de moord.
- Tijdens de moord.
Er worden zeven argumenten gehanteerd op basis waarop Ing. Eikelenboom tot de conclusie komt dat er meer steun is voor de tweede mogelijkheid dan de eerste. (Tijdens het bezoek aan de weduwe in de ochtend van de moord wordt echter niet uitgesloten!).
Met de kennis van vandaag (door het onderzoek van het NFI, Prof. De Knijff en rapporten van burgers uit 2006) blijkt ieder van die zeven argumenten niet meer geldig te zijn (voor zover ze dat al in 2004 waren). Hieronder volgen een paar:
- Eikelenboom heeft aangenomen dat de DNA-sporen huidcellen waren. Maar het NFI geeft in haar rapport in 2006 aan dat het ook speekselcellen konden zijn en die konden er ook in de ochtend opgekomen te zijn.
- In een controlespoor is door Prof. De Knijff wel DNA gevonden, terwijl het niet vinden van die sporen een harde ondersteuning was voor de delictgerelateerdheid van de wel gevonden sporen.
- Uit de reconstructie blijkt dat de ribbreuken anders zijn onststaan dan Ing. Eikelenboom heeft aangenomen. En dus bevinden de "greepsporen" zich niet op de plek waar de ribbreuken zijn veroorzaak.
- Het minieme bloedvlekje kan op basis van uitgevoerde testen niet zijn ontstaan zoals Ing. Eikelenboom in 2004 stelde.
- De behandeling van de blouse is zo ondeskundig geweest dat zowel uit het aantreffen van de DNA-sporen als de plekken waarop het gevonden is niets meer gezegd kan worden.
Dit is het complete rapport waarop de zeven argumenten worden geanalyseerd en waaruit opgemaakt kan worden dat de basis van het arrest in Den Bosch compleet is ontvallen.
En dit was ook de conclusie van het FSS aan het eind van het rapport na bestudering van het rapport van Ing. Eikelenboom (het NFI) en de behandeling van de blouse: “In my opinion, I believe that the NFI were correct to examine the blouse given to its significance in relation tot the offence. However, I feel that too much emphasis was placed on the significance of the DNA that could have originated from Mr. Louwes associated with the possible makeup staining. In my opinion based on the information provided to me and information regarding the “innocent” transfer of DNA, the possibility that the DNA was deposited during the storage and examination cannot be excluded and for this reason the level of support given to the working hypothesis of the NFI, that the DNA detected was more likely to be transferred to the blouse during a criminal offence, rather than normal businesslike contact would have to be significantly reduced. “
En op basis van deze informatie is duidelijk dat Ernest Louwes ook in 2004 onterecht is veroordeeld.